woensdag 22 april 2015

Dropbox bestanden onder elkaar

Quest 1a

It takes a whole village to raise a child.
Opvoeding en normen en waarden zijn veelbesproken begrippen in de huidige maatschappij. Hierover wordt veel getoond, geschreven en gediscussieerd in Nederland. Hulpboeken voor het opvoeden van kinderen en het televisieprogramma ‘Eerste hulp bij opvoeden’ zijn voorbeelden hiervan. Volgens Timmers-Huigens (2004) is opvoeden in een veranderende tijd er niet gemakkelijker op geworden. De keuze uit talrijke opvoedingsstijlen en middelen, het verwachtingspatroon van ‘kindergedrag’ dat aan mode onderhevig is en rolpatronen die in deze tijd minder vast staan, maken volgens Timmers-Huigens (2004) het opvoeden gecompliceerd. Maar wie is verantwoordelijk voor de opvoeding van kinderen: is de opvoeding een verantwoordelijkheid van ouders of is het een gezamenlijke verantwoordelijkheid? Volgens De Winter (2000) voeden we niet alleen op met het oog op een optimale ontwikkeling, maar kent opvoeden ook een samenlevingsbelang. De Winter (2000) gebruikt hiervoor het begrip ‘maatschappelijk opvoeden’. Maatschappelijk opvoeden heeft volgens de Winter (2000) twee betekennissen: de gezamenlijke verantwoordelijkheid van de samenleving voor het grootbrengen van een nieuwe lichting individuen en het opvoeden tot het leven in een samenleving. Om de ontwikkeling van kinderen te optimaliseren, zijn er verschillende instellingen die aan de ontwikkeling bijdragen: de school, de buitenschoolse opvang, de logopedie, de fysiotherapie, cultuureducatie, sporteducatie enzovoort. Om de verbindingen te leggen tussen deze instellingen, is de brede school bij uitstek geschikt (Emmelot, Van der Veen, & Ledoux, 2006). Er bestaan verschillende verschijningsvormen van brede scholen; de school geeft samen met hun partners invulling aan het begrip ‘de brede school’ en bepaalt daarom in overeenstemming de activiteiten en werkwijze (Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, 2014). Een brede school dient als samenhangend netwerk van faciliteiten die zich bezig houden met opgroeiende kinderen, waarin er sprake is van een structurele samenwerking om de ontwikkelkansen van de kinderen te vergroten (Van der Grinten, Walraven, Broekhof, Hoogeveen, & Studulski, 2007). De brede school is ontstaan in de jaren negentig, met als doel om onderwijsachterstanden te bestrijden (Emmelot et al., 2006). Geïnspireerd door de community schools in de Verenigde Staten, is vervolgens in Nederland gekeken naar nieuwe samenwerkingsvormen tussen school, ouders en omgeving vanuit het idee om kansen voor kinderen te vergroten door samen op te voeden. Daarna is het idee van de verlengde schooldag toegevoegd aan de brede school (Van Oenen & Valkestijn, 1996). De verlengde schooldag betekent niet een toename van onderwijstijd, maar de verbreding van het onderwijsaanbod door buitenschoolse activiteiten die te maken hebben met cultuur, sport en dergelijke. Dit draagt overigens bij aan een ‘nuttige vrijetijdsbesteding’. Er vindt een flinke toename van brede scholen in Nederland plaats. Op dit moment zijn het er in het primair onderwijs ongeveer 2000 brede scholen. In 2011 waren dat er 1600 (Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, 2014).
Naast de voordelen zijn er ook nadelen van de brede school te noemen. Lange dagen op school en beroving van de vrije tijd van kinderen worden als nadelen door tegenstanders van de brede school beschouwd (Bakker, 2012). Daarnaast kan het alomtegenwoordig leren als tegentrend gezien worden. Waar brede scholen het leren van kinderen onder een dak samenvoegt, maakt het alomtegenwoordig leren het mogelijk om op elke plek en tijd te kunnen leren (Klopfer, Yoon, & Perry, 2005). Door het alomtegenwoordig leren wordt leren plaatsonafhankelijk. Hierdoor kan de volgende vraag gesteld worden: Zijn de (brede) schoolgebouwen in de toekomst nog wel nodig?
Het lijkt mij dat het onderwijs in 2030 nog wel in schoolgebouwen plaatsvindt en dat de samenwerking tussen de verschillende instanties versterkt wordt. Echter zullen de ruimtes flexibeler ingedeeld worden, net zoals de schooltijden. Waardoor het leren niet meer aan tijd gebonden is en het niet meer binnen vaste lokalen plaatsvindt.
Kijkend naar mijn onderwijspraktijk heeft basisschool de Wieken, de basisschool waar ik werkzaam ben, ook geïnvesteerd in de samenwerking tussen verschillende instellingen. De tussenschoolse opvang en de naschoolse opvang zijn in het gebouw gevestigd, waarmee de school samenwerkt. Enkele jaren geleden is basisschool de Wieken ook een samenwerking aangegaan met de peuterspeelzaal, waarbij deze ook zijn intrek genomen heeft in het schoolgebouw. De samenwerking, voornamelijk de communicatie en afstemming, wordt dit jaar verbeterd middels een onderzoek van een student. Echter staat basisschool de Wieken aan de start van een fusieproces, waarin basisschool de Wieken met een andere school een nieuwe school gaat vormen in een nieuw schoolgebouw. In dit nieuwe gebouw worden verschillende instellingen zoals de bibliotheek, de opvang, de peuterspeelzaal, sporteducatie en cultuureducatie gehuisvest. Basisschool de Wieken wordt daarom in de toekomst een brede school, ook wel het kindcentrum genoemd. Hierdoor spreekt dit onderwerp mij ontzettend aan en vind ik het erg leuk en interessant om me te verdiepen in de trend ‘Partnerschap in het onderwijs’. Met deze reden heb ik voor het thema ‘School en omgeving’ gekozen.

Literatuur:

Bakker, P. P. (2012). GroenLinks en de brede school. Geraadpleegd op 30 januari 2015, van: http://www.nji.nl/nl/Het-Nederlands-Jeugdinstituut/GroenLinks-en-de-brede-school

Brede Scholen in Nederland (2011). Jaarbericht 2011. Geraadpleegd op 4 februari 2015, van: http://www.bredeschool.nl/fileadmin/PDF/2012/2012-03-23_Jaarbericht_2011__Brede_Scholen.pdf

De Winter, M. (2000). Beter maatschappelijk opvoeden. Assen: Van Gorcum.

Emmelot, Y., Van der Veen, I., & Ledoux, G. (2006). De brede school: kenmerken, verwachtingen en mogelijkheden. Pedagogiek, 26(1), 64-81.

Klopfer, E., Yoon, S., & Perry, J. (2005). Using palm technology in participatory simulations of complex systems: A new take on ubiquitous and accessible mobile computing. Journal of Science Education and Technology, 14, 285-297.

Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap. (2014). Jaarbericht brede scholen 2013 en uitkomsten landelijke effectmeting. Geraadpleegd op 30 januari 2015, van: http://www.rijksoverheid.nl/documenten-en publicaties/kamerstukken/2014/07/01/aanbiedingsbrief-jaarbericht-brede-scholen-2013-en-uitkomsten-landelijke-effectmeting-brede-scholen.html

Timmers- Huigens, D. (2004). Opvoeden praktisch bekeken. Houten: Bohn Stafleu Van Loghum.

Van der Grinten, M., Walraven, M., Broekhof, K., Hoogeveen, K., & Studulski, F. (2007). 
Handboek Brede School 0-12 jaar. Utrecht: USP.


Van Oenen, S. & Valkestijn, M. (1998). Verlengde schooldag. Brug tussen lokaal onderwijs- en jeugdbeleid. Utrecht: NIZW.


Quest 2

Quadrant:



















Zelfregulerend leren in een flexibel leercentrum
Lerende aan het stuur - plaats afhankelijk.
De leerling in het basisonderwijs leert in 2030 zelfregulerend in een adaptieve leeromgeving. De leeromgeving past zich aan, aan de ontwikkeling en de leerroute van de leerlingen. De leerling maakt namelijk keuzes in doelen, werkwijze, leermiddelen, leervakken en tijden. Dit vindt plaats binnen de muren van een school. Echter bestaat de school niet meer uit klaslokalen zoals vroeger, maar uit flexibele werkruimtes. De scholen zijn leercentra geworden, waarbij samenwerking met de omgeving plaats vindt om het leren van leerlingen te faciliteren. Verschillende instanties zoals sporteducatie, maatschappelijke zorg en opvang zijn onderdeel van het leercentrum. Daarnaast zijn de openingstijden van het leercentrum adaptief, flexibiliteit speelt hierbij een belangrijke rol. Deze offline leeromgeving wordt verrijkt met online leermiddelen zoals 3d printers en robots die de leerlingen ondersteuning bieden. Deze ondersteuning is adaptief en afgestemd op de leerroute van de leerling. In 2030 staat in het basisonderwijs dus de keuzevrijheid van de leerling centraal, waarbij zelfregulatie een belangrijk onderdeel voor het leren is. Al in 2010 werd door Kistner et al. beschreven dat het vermogen om het eigen leren te reguleren, steeds belangrijker zou worden vanwege ‘een leven lang leren’ dat door de maatschappij vereist zou worden. In die tijd werd in het middelbaar- en hoger onderwijs al een zelfregulerende leerhouding bij leerlingen gestimuleerd, door het competentiegericht onderwijs en het probleem gestuurd leren. Ook voor het basisonderwijs werd in 2014 zelfregulatie in het beoogd curriculum opgenomen, dit viel toen onder de 21 eeuwse vaardigheden (Thijs, Fisser, & Van der Hoeven, 2014). Thijs et al. (2014) blijken een vooruitziende blik te hebben, zij adviseerden indertijd om de positie van deze 21 eeuwse vaardigheden in het curriculum te versterken om voor de toerusting van leerlingen in de toekomst te kunnen zorgen. In 2014 werd overigens ook al een groei waargenomen in het aantal brede basisscholen in Nederland (Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, 2014), echter hebben zij in 2030 de naam leercentra gekregen.

Literatuur:

Kistner, S., Rakoczy, K., Otto, B., Dignath-van Ewijk, C., Büttner, G., & Klieme, E. (2010). Promotion of self-regulated learning in classrooms: investigating frequency, quality, and consequences for student performance. Geraadpleegd op 2 januari 2014, van: http://link.springer.com/article/10.1007/s11409-010-9055-3#page-1

Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap. (2014). Jaarbericht brede scholen 2013 en uitkomsten landelijke effectmeting. Geraadpleegd op 30 januari 2015, van: http://www.rijksoverheid.nl/documenten-en publicaties/kamerstukken/2014/07/01/aanbiedingsbrief-jaarbericht-brede-scholen-2013-en-uitkomsten-landelijke-effectmeting-brede-scholen.html

Thijs, A., Fisser, P., & Van der Hoeven, M. (2014). 21e eeuwse vaardigheden in het curriculum van het funderend onderwijs. Enschede: SLO.

Gepersonaliseerd leren in een persoonlijke leeromgeving.
Lerende aan het stuur – plaats onafhankelijk
De leerling is in 2030 in zijn leerproces niet aan tijd- of aan plaatsgebonden. In zijn leerproces heeft hij keuzevrijheid in hoe hij wil leren en wat hij gaat leren, dit is afhankelijk van de interesses en talenten van de leerling. Op deze manier bepaalt hij zijn eigen doelen en leerroute. Zijn leeromgeving bestaat uit zijn persoonlijke omgeving, waarbij hij de kennis en vaardigheden verwerft via (draagbare) technologie in een online leeromgeving (Rubens, 2013). De smart watch, google glass en het internet zijn hier voorbeelden van. Wanneer kennis niet toereikend is, kan de leerling gebruik maken van sociale netwerken binnen de sociale media. Wanneer er leermiddelen nodig zijn, kunnen deze geprint worden door de leerling via de 3d printer. Vanwege de (draagbare) technologieën is het leren niet aan landgrenzen gebonden en kan het leren ook internationaal plaats vinden. Geconcludeerd kan worden dat in 2030 het alomtegenwoordig leren en talentontwikkeling volledig geïntegreerd zijn in het basisonderwijs. In 2014 gaf het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap al aan dat het onderwijs een bijdrage zou moeten leven aan een eigen identiteit van leerlingen, door ruimte te geven voor het ontdekken en het doorontwikkelen van eigen talenten. Dit was volgens het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (2014) nodig vanwege de individualisering van de samenleving. Talentontwikkeling werd vervolgens ook genoemd in het bestuursakkoord voor het primair onderwijs (2014). In dit akkoord werd vooruitgeblikt op het onderwijs in 2020. Naast talentontwikkeling, werden hier ook digitalisering en flexibiliteit genoemd. Al eerder dan deze beschreven ontwikkelingen, werden er in de praktijk initiatieven genomen om talenten te benutten middels het inzetten van meervoudige intelligentie (Gardner, 1998) en werd er gewerkt rondom de ontwikkeling van de digitalisering door middel van het inzetten van digitale leermiddelen zoals i-pads en digiborden (Schampaert, Tarconis, & Huizing, 2013).

Literatuur:
Bestuursakkoord voor de sector primair onderwijs. (2014). Geraadpleegd op 7 februari 2015, van: http://www.rijksoverheid.nl/documenten-en-publicaties/rapporten/2014/07/10/bestuursakkoord-voor-de-sector-primair-onderwijs.html

Gardner, H. (1998). A Multiplicity of lntelligences.

Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap. (2014). Toekomstgericht funderend onderwijs. Geraadpleegd op 18 februari 2015, via: http://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/onderwijs-2032/documenten-en-publicaties/kamerstukken/2014/11/17/kamerbrief-over-toekomstgericht-funderend-onderwijs.html

Rubens, W. (2013). E-learning. Trends en ontwikkelingen. Middelbeers: Innodoks uitgeverij.
Schampaert, R., Tarconis, R., & Huizing, C. (2013). Werken met de iPad in het onderwijs.


Docent op oproepbasis
Docerende aan het stuur – plaats onafhankelijk.

De Onderwijsraad gaf het in 2013 al aan: de leerkracht is essentieel voor de kwaliteit van het onderwijs. Om de kwaliteit van het onderwijs in 2030 te waarborgen, neemt de leerkracht ook nu een belangrijke rol in het basisonderwijs in. De leerkracht draagt kennis over in de verschillende vakgebieden en leert leerlingen vaardigheden aan. De nadruk ligt op het aanleren van vaardigheden zoals digitale geletterdheid, kritisch denken en probleemoplossend handelen, omdat leerlingen deze vaardigheden nodig hebben om te kunnen functioneren in de huidige maatschappij (Kamp & Bussemaker, 2014). De leerkracht maakt tijdens zijn instructie gebruik van online video’s, simulaties en gamification (Rubens, 2013) en coacht leerlingen met behulp van sociale media en skype. De leerkracht bepaalt de leerroute van de leerlingen, door het aanbieden van vakken en doelen en houdt de vorderingen van de leerlingen online bij. Door het inzetten van de ICT middelen is de leerkracht flexibel inzetbaar en oproepbaar, waardoor het leren door leerlingen in hun persoonlijke omgeving plaats vindt. Het leren is hierdoor plaatsonafhankelijk geworden. In 2013 werd hier al voor gepleit, het werd toen ‘open education’ genoemd door Rubens (2013). Echter waren de ontwikkelkosten in die tijd aanzienlijk, waardoor het nog niet van de grond kwam (Rubens, 2013). Welke ontwikkeling wel al veelvuldig in die tijd gebruikt werd, was ‘flipping the classroom’ (Brame & Director, 2013). Hierbij werd de start gemaakt in het plaatsonafhankelijk leren.

Literatuur:
Brame, C. & Director, C. A. (2013). Flipping the classroom. Vanderbilt University, Center for teaching.

Kamp, H.G.J. & Bussemaker, J. (2014).  Kabinetsreactie op het WRR-rapport ‘Naar een lerende economie’. Geraadpleegd op 19 februari 2015, via: http://www.rijksoverheid.nl/documenten-en-publicaties/kamerstukken/2014/02/27/kamerbrief-kabinetsreactie-wrr-rapport-naar-een-lerende-economie.html

Onderwijsraad. (2013). Leraar zijn. Geraadpleegd op 17 februari 2015, van: http://www.onderwijsraad.nl/publicaties/2013/leraar-zijn/volledig/item175
Rubens, W. (2013). E-learning. Trends en ontwikkelingen. Middelbeers: Innodoks uitgeverij.


Het leren van kennis en vaardigheden door de leerkracht
Docerende aan het stuur – plaats afhankelijk.

De leerkracht heeft in 2030 een docerende rol bij het aanbieden van de vakgebieden, zodat leerlingen de basiskennis beheersen (Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, 2014). Leerkrachten werken in teams en zijn expert op een of enkele vakgebieden. In de lessen hebben leerlingen hun eigen device en wordt er veelvuldig gebruik gemaakt van ICT middelen. Zoals het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap al in 2014 aangaf, is het vak Engels versterkt. Vanaf groep 1 wordt Engels aangeboden en is het tweetalig basisonderwijs een feit. Maar naast (vak)kennis nemen ook vakoverstijgende vaardigheden een prominente plek in het onderwijs in (Kamp & Bussemaker, 2014). Samenwerken, creatief denken en probleemoplossend vermogen zijn voorbeelden van deze vaardigheden. Deze vaardigheden werden zo’n vijftien jaar geleden door Kamp en Bussemaker (2014) de ‘21st century skills’ genoemd. Daarnaast wordt er in het huidige onderwijs veel aandacht besteed aan de omgang met kennis, zodat leerlingen onderscheid kunnen maken tussen juiste en foutieve informatie uit de gigantische informatiestroom die er nu is (Nieuwsuur, 2015). Het is belangrijk dat het basisonderwijs zich richt op de cognitieve ontwikkeling, maar ook op houding en vaardigheden. De basis hiervoor worden immers in de schoolse periode gelegd (Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, 2014). De leerkracht investeert daarnaast in de relatie met leerlingen, motiveert en inspireert hen zodat het leren een natuurlijk gevoel blijft (Nieuwsuur, 2015). De relatie tussen de leerkracht en de leerling is bepalend voor de kwaliteit van het onderwijs, dit is niets veranderd in de afgelopen jaren (Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, 2014). Met deze reden is het belangrijk dat leerkrachten en leerlingen elkaar ontmoeten om deze relatie te versterken en is ervoor gekozen om dat in een veilige omgeving plaats te laten vinden. Deze veilige leeromgeving is de school. Hierdoor is het onderwijs plaatsafhankelijk gebleven.

Literatuur:
Kamp, H.G.J. & Bussemaker, J. (2014).  Kabinetsreactie op het WRR-rapport ‘Naar een lerende economie’. Geraadpleegd op 19 februari 2015, via: http://www.rijksoverheid.nl/documenten-en-publicaties/kamerstukken/2014/02/27/kamerbrief-kabinetsreactie-wrr-rapport-naar-een-lerende-economie.html

Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap. (2014). Toekomstgericht funderend onderwijs. Geraadpleegd op 18 februari 2015, via: http://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/onderwijs-2032/documenten-en-publicaties/kamerstukken/2014/11/17/kamerbrief-over-toekomstgericht-funderend-onderwijs.html

Nieuwsuur (2015). Welke kennis en vaardigheden hebben kinderen nodig? Geraadpleegd op 18 februari 2015, via: http://nos.nl/nieuwsuur/artikel/2018447-welke-kennis-en-vaardigheden-hebben-kinderen-nodig.html


Quest 3 n.a.v. peer feedback

Quest 3: Wat zijn de kansen en bedreigingen van het ontwikkelde toekomstscenario voor eigen organisatie?

Keuze van toekomstscenario
Met ons leerteam hebben wij in overleg gekozen voor scenario 1: flexibel leercentrum. Dit komt voort uit de kwadranten: lerende aan het stuur en plaats afhankelijk.

Scenario 1: Flexibel leercentrum
Onderwijs geven in 2030 vindt plaats in een gebouw dat bestaat uit flexibele werkruimtes. Anno 2030 wordt in deze leercentra samengewerkt met de omgeving om het leren van lerende te faciliteren, een center of expertise. Deze leercentra zijn plaatsen waar onderwijs is verbonden met het bedrijfsleven, het werkveld en andere instanties en instellingen. De plaats om onderwijs te verkrijgen is daarmee afhankelijk van de gekozen studieroute, maar de studieroute kan op verschillende plaatsen gevolgd worden. De multidisciplinaire samenwerking met het werkveld en het bedrijfsleven is door de leercentra afgelopen jaren opgezet en uitgebouwd. Daardoor zijn er inmiddels voldoende bedrijven en instellingen met diverse werksituaties om voor elke lerende een passende leeromgeving te bieden. Leercentra zijn een plek waar lerenden naast en van elkaar leren. De lerende bepaalt de studieroute en daarmee ook de plaats afhankelijke situatie. Al in 2010 werd door Kistner et al. (2010) beschreven dat het vermogen om het eigen leren te reguleren, steeds belangrijker zou worden vanwege ‘een leven lang leren’ dat door de maatschappij vereist zou worden. Ook Volman en Ledoux (2011) spraken in 2011 over dat het goed zou zijn als de lerende zelf kon bepalen waar ze mee bezig wilden zijn en dat de lerende daarmee de eigen talenten konden ontdekken. Zo kwam er steeds meer vrijheid om jezelf te ontwikkelen (Biesta, 2014) en werden vakken leergebieden waar de lerenden op verschillende manieren aan konden werken. Naast de personalisering van de eigen leerroute is het krijgen van feedback heden ten dagen in 2030 de normaalste zaak van de wereld geworden. Het geven van feedback en krijgen van (peer) feedback is een vast onderdeel van het programma (Hattie & Timperly, 2007). Leermiddelen zijn gepersonaliseerd zoals in 2014 al werd geschreven door Ouden, Valkenburg en Brok (2014). Deze leermiddelen zijn de afgelopen 15 jaar doorontwikkeld. De lerende heeft een eigen app voor het opbouwen van een portfolio. Diploma’s, die in 2015 nog van grote waarde waren, zijn afgeschaft en door het opbouwen van een portfolio ontwikkeld iedere lerende zijn “eigen marktwaarde”(Staes, 2012). De lerende bouwt dit portfolio op vanaf het eerste jaar dat er onderwijs gevolgd wordt en bevat een leven lang aantoonbaar materiaal voor zowel de schoolcarrière als de maatschappelijke carrière die daarop volgt. Dit portfolio wordt door de overheid gefaciliteerd in de cloud op een beveiligde plaats.
Vanuit het bovenstaande scenario, heb ik gekeken welke elementen terug dienen te komen in het basisonderwijs. Vervolgens heb ik kritisch gekeken naar de visie, werkwijze en schoolomgeving van de basisschool waar ik werkzaam ben: basisschool de Wieken. De punten die hieruit naar voren zijn gekomen, heb ik verwerkt in een SWOT analyse voor basisschool de Wieken. De SWOT analyse is hieronder terug te vinden.  

SWOT analyse
Strengths
                            
* Samenwerking in school en met de omgeving.
* Werken met talenten.
* De stimulering van zelfregulatie krijgt een vaste plek in het onderwijs.

Weaknesses

* De leerkracht bepaalt de studieroute van leerlingen.
* Leeractiviteiten zijn niet op het ontdekken van talenten ingericht.
* Zeer beperkte ICT middelen.





Opportunities

* Fusie en nieuw schoolgebouw in 2017.  
* Gepersonaliseerd leren door meer inzet van ICT.
* Rapport kan portfolio worden.






Threats

* Oud schoolgebouw met vaste indeling.
* Vrijheid in een passende leeromgeving voor jonge kinderen.
* Weinig ruimte voor gepersonaliseerd leren door ‘moetisme’.







Uitleg van de beschreven elementen in de SWOT analyse
In de SWOT analyse zijn de elementen beknopt weergegeven, hieronder volgt een uitleg van de elementen per categorie.
Strengths
Samenwerking in school en met de omgeving
Kenmerkend voor basisschool de Wieken is de samenwerking. Samenwerking tussen leerlingen onderling, de leerkracht met de leerlingen en de leerkrachten met elkaar. Hierbij wordt er van en met elkaar geleerd. Daarnaast maken de buitenschoolse opvang en de peuterspeelzaal deel uit van het schoolgebouw, waarin samenwerking om de ontwikkeling van leerlingen te optimaliseren een rol speelt.
Werken met talenten
Op basisschool de Wieken wordt er gewerkt rondom meervoudige intelligentie (Gardner, 2002). Activiteiten worden verrijkt door het inzetten van didactische werkvormen rondom meervoudige intelligentie, waarbij verschillende intelligenties aangesproken worden bij leerlingen. Een voorbeeld daarvan is dat tijdens een rekenles een liedje wordt aangeleerd om de sprongen op de getallenlijn te leren, hierdoor wordt naast de intelligentie ‘rekenknap’ ook de intelligentie ‘muziekknap’ aangesproken bij leerlingen. Hieruit blijkt dat er oog is op basisschool de Wieken voor talenten van leerlingen.
De stimulering van zelfregulatie krijgt een vaste plek in het onderwijs
Zelfstandigheid en zelfverantwoordelijkheid zijn belangrijke pijlers in de visie van basisschool de Wieken. De laatste jaren is hier aandacht voor geweest om dit structureel in het onderwijs in te passen, hierbij wordt momenteel ingestoken op het stimuleren van zelfregulatie en het realiseren van een doorgaande lijn in het zelfstandig werken en de zelfverantwoordelijkheid bij leerlingen. Het realiseren van het werken met een weektaak van groep 1 tot en met 8 is daar een voorbeeld van.
Weaknesses
De leerkracht bepaalt de studieroute van leerlingen
Het onderwijs op basisschool de Wieken is leerkracht gestuurd; de leerkracht bepaalt de leerroute van leerlingen. Hij past zijn onderwijs aan op het niveau van de leerlingen. Maar bij dit adaptieve onderwijs zijn voor alle leerlingen de vakken, het lesprogramma, de lesinhoud en de leermiddelen gelijk.
Leeractiviteiten zijn niet op het ontdekken van talenten ingericht
Zoals in de strengths aangegeven is, wordt er op basisschool de Wieken gewerkt rondom meervoudige intelligentie (Gardner, 2002). Echter zijn de leeractiviteiten nauwelijks ingericht op het ontdekken van talenten door leerlingen. De lessen worden verrijkt door de didactische structuren rondom meervoudige intelligentie, maar zouden meer op het ontdekken en de (door)ontwikkeling van talenten van leerlingen mogen liggen. Nu bepaalt de leerkracht welke intelligentie wordt aangesproken in een les, de leerlingen hebben hier weinig tot geen inbreng in.
Zeer beperkte ICT middelen
Er zijn zeer weinig ICT middelen beschikbaar op basisschool de Wieken. Elke groep beschikt over twee computers en een digibord. Echter zijn de systemen verouderd, waarbij er veel problemen tijdens het gebruik ervan worden ervaren. Door deze beperkte ICT middelen, speelt ICT een te kleine rol in het dagelijkse onderwijs op deze basisschool.
Opportunities
Fusie en nieuw schoolgebouw in 2017.
De school is in 2015 gestart met een fusieproces, waarbij er een nieuwe school gevormd wordt. Dit biedt kansen voor het (door)ontwikkelen van een nieuwe of vernieuwde visie, werkwijze, omgeving en gebouw, waarbij gebruik gemaakt kan worden van de strengths en weaknesses verbeterd kunnen worden. Verdere integratie van talenten en zelfregulatie in het onderwijs zijn hier voorbeelden van. De nieuwe school wordt een kindcentrum, waarbij meerdere instellingen deel uitmaken van het gebouw, waardoor dit ook kansen biedt voor betere communicatie en het optimaliseren van samenwerking.
Gepersonaliseerd leren door meer inzet van ICT
Wanneer er meer geïnvesteerd zou worden in ICT middelen, zou gepersonaliseerd leren door leerlingen vergroot kunnen worden. De nieuwe school biedt daar kansen voor. Door het inzetten van ICT middelen, zou er gebruik gemaakt kunnen worden van persoonlijke leeromgevingen door het inzetten van leerling-programma’s en persoonlijke apps voor leerlingen.
Rapport kan portfolio worden
De leerlingen krijgen twee keer per jaar een persoonlijk rapport, waarbij de vorderingen zichtbaar worden gemaakt voor leerlingen en ouders. De overstap van rapport naar portfolio zou een kans zijn, waarbij deze overstap klein lijkt. Het grote verschil tussen een rapport en een (digitaal) portfolio, is dat de leerling bij een portfolio meer inbreng heeft en het ‘een leven lang aantoonbaar materiaal’ wordt.
Threats
Oud schoolgebouw met vaste indeling

Het huidige schoolgebouw is oud en heeft een vaste indeling. Het gebouw bestaat uit klaslokalen en smalle gangen, deze indeling leent zich niet tot nauwelijks voor flexibiliteit in (werk)ruimtes. Hierdoor vindt het onderwijs per groep vooral plaats binnen de muren van het eigen klaslokaal.
Vrijheid in een passende leeromgeving voor jonge kinderen
In het basisonderwijs wordt het onderwijs aan jonge kinderen verzorgd. Jonge kinderen hebben baat bij begeleiding en hebben de leerkracht nodig in hun leerproces (Hooijmaaijers, Stokhof, & Verhulst, 2009; Vansteenkiste, Sierens, Soenens, & Lens, 2007). Daardoor kan vrijheid in een passende leeromgeving een bedreiging vormen, vanwege deze begeleiding van de leerkracht in het maken van keuzes en dergelijke voor leerlingen.
Weinig ruimte voor gepersonaliseerd leren door ‘moetisme’
Met ‘moetisme’ wordt het ‘moeten’ bedoeld in het basisonderwijs, het passend onderwijs en richtlijnen vanuit de inspectie waaraan voldaan dient te worden zijn voorbeelden hiervan. Hierdoor wordt er op basisschool de Wieken druk ervaren wat betreft werkwijze en resultaten, wat ten koste gaat van de vrijheid om gepersonaliseerd leren toe te passen.

Verbindingen tussen elementen in categorieën betreft de SWOT analyse
De vier categorieën staan met elkaar in verband. Wanneer de elementen in de categorieën op de juiste manier met elkaar in verband worden gebracht, kunnen deze elkaar naar mijn mening helpen om een optimale situatie te creëren.
Wanneer er uit wordt gegaan van de opportunities, vindt in 2017 een fusie plaats. Tijdens het fusieproces wordt een nieuwe school gevormd dat zich huisvest in een nieuw ontworpen schoolgebouw. Door deze grote kans, kunnen de strengths meegenomen worden tijdens dit ontwikkelproces van de nieuwe school en kan er goed nagedacht worden over de opportunities. De opportunities zijn de inzet van ICT middelen en het overschakelen van rapport naar portfolio. De sterke punten (strengths) uit de huidige werkwijze en visie kunnen in de opportunities gegoten worden, zodat de samenwerking, het werken met talenten en de stimulering van zelfregulatie doorontwikkeld en geoptimaliseerd worden tijdens het fusieproces. Daarbij is het goed om op de hoogte te zijn van de huidige weaknesses, zodat deze opgelost kunnen worden door ze in de opportunities en strengths mee te nemen.  Zo zou door de stimulering van zelfregulatie (strength), de leerling een grotere rol kunnen gaan spelen in het bepalen van de leerroute (weakness). En zouden de leeractiviteiten meer op het ontwikkelen van talenten kunnen worden gericht (weakness) door het optimaliseren van het werken met talenten (strength). Hierdoor is het mogelijk om weaknesses om te bouwen naar opportunities of zelfs naar strengths. Tot slot dient er rekening gehouden te worden met de threats, zodat deze kritische noten geen bedreiging vormen voor de opportunities.


Verwerking van feedback van Nicole Beijen
Nicole Beijen heeft mij feedback gegeven op de uitwerking van quest 3, waarbij zij aangaf om sommige omschrijvingen te concretiseren door voorbeelden te geven. Ik heb mijn omschrijvingen nogmaals kritisch doorgenomen, waarbij ik deze heb aangevuld met voorbeelden. Hierdoor zijn de beschrijvingen naar mijn mening concreter geworden. Voor mij had het krijgen van peerfeedback zeker toegevoegde waarde. Ik vond het erg fijn dat Nicole met een frisse blik naar mijn product heeft gekeken en deze feedback heeft gegeven. Dit heeft mij geholpen om mijn product te verbeteren.

Literatuur

Gardner, H. (2002). Soorten Intelligentie, meervoudige intelligentie voor de 21ste eeuw. Amsterdam: Nieuwezijds.

Hooijmaaijers, T., Stokhof, T., & Verhulst, F. (2009). Ontwikkelingspsychologie voor leerkrachten basisonderwijs. Assen: Van Gorcum.

Vansteenkiste, M., Sierens, E., Soenens, B., & Lens, W. (2007). Willen, moeten en structuur in de klas: over het stimuleren van een optimaal leerproces, Begeleid zelfstandig leren, 16, 37-58.

(De literatuurverwijzingen van het beschreven toekomstscenario, zijn terug te vinden op het groepsblog).




  




Geen opmerkingen:

Een reactie posten